Rekenkundige en meetkundige rijen
1. Geef de eerste vijf termen van de rekenkundige met als expliciet voorschrift $u_n = 3n-1$.
Gebruik andere expliciete voorschriften zoals $n^2-n$, $\frac{n^2-n-2}{n+1}$, $\dots$
2. Geef de eerste vijf termen van de rekenkundige rij met als recursief voorschrift $u_{n+1} = -u_n$, $u_1 = 10$.
Gebruik andere recursieve voorschriften zoals
- $u_{n+1} = u_n + \frac{1}{u_n}, u_1 = 1$
- $u_{n+1} = 2u_n - 1, u_1 = 1$
3. Geef aan welke rijen rekenkundig zijn, welke meetkundig en welke geen van beide:
- $\frac{1}{2}, \frac{2}{5}, \frac{3}{10}, \frac{4}{17}, \dots$
- $-6,2,\frac{-2}{3}, \frac{2}{9}, \dots$
- $-1,2,-3,4,-5,\dots$
- $1,1,2,3,5,8,\dots$
- $7,12,18,25,\dots$
- $2,2\sqrt{3}, 6,6\sqrt{3},18,\dots$
Stel dezelfde vraag, maar met meetkundige rijen.
4. Geef voor de rij $\frac{1}{3},1,\frac{5}{3},\frac{7}{3},3\dots$ een expliciet voorschrift.
- Kies willekeurige expliciete voorschriften en geef de eerste vijf termen van deze rij. Op die manier kan je heel veel verschillende voorschriften vragen.
- Stel dezelfde vraag, maar met recursieve voorschriften.
5. Bepaal de som van de eerste 10 termen van de rekenkundige rij $1,6,11,16,21,\dots$.
- Bepaal de som van de eerste $n$ termen (kies $n$).
- Stel dezelfde vraag voor meetkundige rijen.
6. Van een meetkundige rij is gegeven dat $u_3 = 4$ en $u_6 = 500$. Bepaal $u_8$.
- Neem twee termen uit een meetkundige rij; je kan elke willekeurige andere term vragen.
- Ook andere combinaties mogelijk:
- Geef $u_i$ en $u_j$, vraag $s_n$ (MR)
- Geef $s_n$ en $v$. Vraag $u_i$ (RR)
7a. De negende term van rekenkundige rij is 22 en de som van eerste vier termen is 49. Bepaal de eerste term van de rij en het verschil.
7b De $n$-de term in de rij is 46. Bepaal $n$.
Deze vraag kent vele varianten. Hieronder enkele voorbeelden
Rekenkundige rijen
$$
\begin{array}{ccc|cc}
& \text{Gegeven} & & \text{Gevraagd} & \\
\hline
v = 4 & u_n = 35 & n = 10 & u_1 & s_{10}\\
u_1 = 5 & v=-3 & s_n = -203 & u_{25} & n \\
v = 2 & n =13 & s_n = 143 & u_1 & u_n
\end{array}
$$
Meetkundige rijen
$$
\begin{array}{cc|c}
\text{Gegeven} & & \text{Gevraagd} \\
\hline
u_3 = 4 & u_6 = 500 & u_8 \\
u_6 = 88 & q = -2 & 2u_4 + u_3 \\
s_6 = 13\;300 & q = \frac{3}{2} & u_2
\end{array}
$$